
Hooibergen en regio's
Friesland-Groningen , Drenthe, Noord Holland ,
Friesland , Drenthe en Groningen kennen bijna geen hooibergen (meer). Rond 1650 werden de oude boerderijen (langen huus) in Friesland geleidelijk vervangen door het huidige type. In deze regio's wordt het hooi opgeslagen in de boerderij zelf, boven de deel op de hilders. Het gaat daarom meestal om grote monumentale boerderijen en de havezathes. Bezoek daarvoor de site. van het Openluchtmuseum . In Friesland, in het dorp Wartena, staat het enig overgebleven Fries langhuis, met hooiberg. De boerderij is tevens museum.
In het dorp Oudega, gemeente Wymbritseradeel, maakte in 1993 dr. Jacob H.P. van der Vaart, Fryske Akademy, Leeuwarden een foto van een toen nog bestaande hooiberg. In 1938 was er ook al een foto van gemaakt. Toen was er nog een rieten kap. De berg is nu verdwenen. Geachte heer Lanphen, Uw hooibergsite is een prijzenswaardig initiatief. Ik heb er al vele malen met genoegen naar gekeken. De interesse komt voort uit het feit dat ik zelf ook bezig met boerderijonderzoek, voornamelijk in Friesland. Daarbij ben ik meerdere malen iets over hooibergen tegengekomen. De voor velen bekende auteur over Friese boerderijen, S.J. van der Molen heeft in het verleden aan dit onderwerp ook al eens een publicatie gewijd. In boeken over de Friese boerderij vinden we vaak ook iets over hooibergen. Zoals u op uw site in de korte inleiding bij Berg in de regio, over Frl., Gr. en |
Noodkreet |
L.S., Hoewel de gewone hooiberg bij grote boerderijen in Friesland al lang niet meer voorkomt, kwam tot voor kort algemeen de zogenaamde "kipe" voor bij kleinere boerderijtjes/keuterijtjes of koemelkerijtjes. De kipe komt in grote lijnen overeen met de "kaakberg" van Noord Holland, het is een hooiberg waarvan het dak niet beweegt, en in het algemeen aan 3 of 4 kanten betimmerd en groen geschilderd. Het dak is meestal met pannen gedekt. De kipe nam op deze manier de plaats in van de schuur bij de grote boerderijen. Behalve voor hooi opslag werd de kipe gebruikt voor wagen en jongvee stalling. Helaas heb ik op dit moment geen fotos beschikbaar. Met vriendelijke groeten, Wytse Wytse Sikkema |
HOOI in de BOOT GERKO LAST Fryslân was vóór de tijd van watergemalen en grootschalige aanleg van ontsluitingswegen landbouwkundig gezien voor grote delen een vaarprovincie. Vooral door ruilverkavelingen werden de restanten van een vaargebied overbodig gemaakt. Niet langer met praam - een grote schouw die werd ‘voortgeboomd' - maar over een verharde weg konden de weilanden worden bereikt. Er moest wat afgebeuld worden om hooi te winnen van weilanden die alleen over water bereikbaar waren. Paard en maaimachine in de praam. Dan bomen. Dan maaien. Bij drassige veenweidegronden werd onder de hoeven van een paard een plankje gemonteerd, om het paard niet te laten wegzakken. Na het maaien moest het gras drogen. Dan werd het een paar keer gekeerd. Daarna bijeen geharkt en op grote bulten ( reaken) geschoven met behulp van paardenkracht ( tiemje ). Later werden die hopen weer met handkracht in de praam geladen en naar de loswal gevaren. Daar moest het dan weer op een wagen geladen, de schuur ingereden en in het hooivak opgetast. Halverwege de vorige eeuw werd hier en daar de praam nog wel gebruikt. Ook om na de oogst van de eerste snede van de miedlanden de koeien er naar toe te brengen. De foto zal in de tweede helft van de vorige eeuw zijn genomen. Er werd al een buitenboordmotor gebruikt. Het hooi steekt over de rand van de praam, om zoveel mogelijk in één vaart mee te nemen. Het hooi werd op een vakkundige manier opgetast: een arm met hooi, door de opsteker met een vork aangereikt, werd half opgerold en op een hoek iets over de rand van de praam neergelegd. De volgende kwam daar dwars overheen. Als dat hoekstuk was gelegd, werden de ander halve rollen er nauw op aangesloten, zó dat de half onderliggende rol werd geklemd. Zo werd laag na laag opgebouwd, waardoor het hooi geen kans kreeg om uit elkaar te glijden. Met dank aan S.P. Hoekstra uit Gytsjerk. |
Drenthe Drente kent nauwelijks nog oudere houten bergen, de ijzeren komt algemeen voor. In de zuid west hoek van Drenthe, zo in het gebied tussen Meppel, Hoogeveen, Beilen en Wolvega ligt een gebied dat veel lijkt op het zuidelijker Noord West Overijssel. Het is een fraai natuurgebied met veel afwisseling en oude plaatsen. Kenmerkend zijn de grote boerderijen met rietgedekte daken: type hallehuis. Het hallehuis is een Saksisch boerderijtype dat voorkomt in Drente , Oost- en Midden-Nederland. Van oorsprong is het een langgestrekt, driebeukig gebouw met de deel in het midden en de stallen aan weerszijden. In de Stellingwerven (in het oosten van Friesland) komt een hallehuistype voor met een rietgedekt dak (er was immers genoeg riet voorhanden in de omgeving). In deze zanderige streek was de behoefte aan mest groter dan in de rest van Friesland, waardoor de potstal het er langer heeft volgehouden. Het hallehuistype dat rond het Overijsselse Staphorst voorkomt, wordt door zijn langgerekte vorm wel eens - onterecht - ingedeeld bij het langgeveltype . Deze regio is nog rijk aan vlechtwerk: te bewonderen aan de strooien wanden van de bergen en de boerderijen. Ga eens naa zoeken en gemeenten en kies daar voor vlechtwerk. |
Veel hooibergliteratuur vermeldt dat Noord Holland boven de lijn Amsterdam-Ijmuiden geen rieten kapbergen kende. Echter, al in 1350 werd gerept van het bestaan van de vijzel- of kapberg in West Friesland. Maar een en ander deert niet want er zijn twee andere interessante opslagplaatsvormen voor hooi. De in West Friesland overheersende stolpboerderij is gebouwd op hooiopslag binnen de boerderij. Wat zeer onbekend is dat in de 16e en 17e eeuw de stolpboerderij werd geexporteerd naar Eidersteds, Sleeswijk Holstein om daar na grote glorie (meer dan 100 exemplaren) hetzelfde lot te ondergaan als de stolp (nl. nu nog maar 40 exemplaren).
Wie taalt er straks nog naar deze bijzondere telg uit de op zichzelf al bedreigde kleine familie van de hooihuizen. De familie die met zijn tweegebints houtskelet een sleutelrol speelde in de ontstaansgeschiedenis van de Noord-Hollandse stolp. Een nadere kennismaking met een acuut bedreigde soort. Pannenhooihuis, geen kapberg Een permanente constructie voor hooiopslag die we nog in klein aantal kunnen aantreffen: versies met hout beschoten zijwanden en het onderhavige pannenhooihuis, waarvan de zijwanden geheel of gedeeltelijk met pannen zijn bekleed. De familie van het hooihuis onderscheidt zich overigens principieel van die van de veel bekendere kapberg. De kapberg heeft een flexibele en langs roeden verstelbare kap. Constructief gezien heeft de kapberg een geheel eigen geschiedenis en, behalve de agrarische functie, geen band met de boerderij waarbij hij is geplaatst. Verder heeft hij ook een veel groter verspreidingsgebied. Het hooihuis daarentegen met zijn stijve gebintconstructie met vaste kap, heeft juist een specifieke historische relatie met de boerderijen in en direct om zijn kleine verspreidingsgebied.
Uniek De Noord-Hollandse stolpboerderij heeft een bijzondere ontstaansgeschiedenis. Van weinig historische gebouwtypen zijn zoveel uiteenlopende varianten in zo'n gering verspreidingsgebied vertegenwoordigd. De Noord-Hollandse stolp ontstond al in de 17de eeuw en de ontwikkeling ernaartoe (die over meerdere sporen lijkt te hebben gelopen) begon al in de 15de eeuw. Van bijna elke variant (van opslag- of veeschuur tot boerderij) vanaf die 15de eeuw, bleken in de eeuwen daarna exemplaren te blijven voortbestaan. Ook bij nieuwbouw werd na de 17de eeuw nog op meerdere van die varianten teruggegrepen. De kern van al die gebouwen, de uit twee gebinten opgebouwde vierkante constructie, vormt de rode draad in de hele geschiedenis van al de stolpvarianten in Noord-Holland. Die kern is identiek aan de constructie van het hooihuis. Nader onderzoek Nader onderzoek en beschrijving zijn op korte termijn geboden. Het objectief vaststellen van de cultuurhistorische waarde is nodig om te komen tot een beschermde status van het pannenhooinuis. Dit weliswaar simpele gebouwtype, dat als familie zo'n cruciale rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de Noord-Hollandse boerderijbouw en nog zo'n markant accent vormt in enkele dorpsgezichten en landschappen, verdient beter dan de stille ondergang die thans in het verschiet ligt. Gelukkig worden momenteel met name door de Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland inspanningen verricht om te komen tot een betere bescherming van de nog resterende pannenhooihuizen. 2003 was het jaar van de boerderij. Laten we ook het pannenhooihuis niet vergeten. (Gedeelte uit een artikel in het tijdschrift MONUMENTEN nr. 1/2, jan/feb. 2003)
Toch zijn hier en daar hooibergen te vinden. Het gaat dan om de ijzeren hooiberg. In het Noord Hollands plassengebied grenzend aan het Utrechts plassengebied zijn daarentegen heel veel en heel mooie oude hooibergen te vinden, met rieten dak zowel als golfplaatdak. Dit gebied loopt over in het Zuid Hollandse Groene Hart. Dat doet het ook op deze site. Kijk daarom ook in de regio's Utrecht en ZuidHolland en het Plassengebied. Naarden had stadsboerderijen. Kijk maar eens bij Kunst/Proza. Muiden en Muiderberg hadden gewone boerderijen en nu nog staan er veel ijzeren bergen. Zo kregen we een brief uit Muiderberg: De SKHN , Een aanvulling heb ik nog op Uw verklarende woordenlijst: Wat U gaffel noemt, werd bij ons hooivork genoemd. 'Bij ons' betekent de streek rond Amsterdam. Mijn vader was afkomstig Diemen, waar zijn vader van 1896 tot 1936 het veehouderbedrijf uitoefende. Deze kwam oorspronkelijk uit Ouder-Amstel. Zijn vader uit Abcoude. Vriendelijke groeten A. de Hollander
|